1. Welk woord is een samenstelling
(s), waar gaat het om een afleiding (a) ?
| paardebloem | vaders |
| uitslapen | paarden |
| uitgang | slaapzak |
| vaderschap | gangbaar |
Zoek de woorden op in een woordenboek!
2. De volgende woorden zijn afleidingen. Geef aan of het om nominalisering, adjectivering of verbalisering gaat en of deze denominatief, deadjectivisch of deverbatief is. Zet het nummer in de hokjes.
| . | nominalisering | adjectivering | verbalisering |
| denominatief | . | . | . |
| deadjectivisch | . | . | . |
| deverbatief | . | . | . |
1 bevuilen - 2 pasteuriseren - 3 hoogheid - 4 neerlandica - 5 na-apen - 6 gevoelsmatig - 7 natuurlijk - 8 wasbaar - 9 leerzaam - 10 studente - 11 overnachten - 12 secretaresse
3. Bekijk de volgende voorbeelden van verbaliserende prefigering met be-: bebossen, bedammen, bedijken, beperken, bewegwijzeren, bevuilen, becritiseren. Zoek in woordenboeken Duitse vertalingen die ook verbaliserende prefigeringen met be- zijn. Waar lukt het niet?
4. Teken tweeledige boomstructuren voor de volgende woorden en geef aan of het om derivatie (afleiding) of samenstelling gaat. Bijv:

taalhandeling, onzin, bestuurswisseling, onmondigheid, Leidenaar, aardigheid, balletje, vertaalstrategie
5. Welke semantische relatie tussen de samenstellende delen zie je in de volgende woorden:
a) kleuterpraat; b) rundergehakt; c) driewieler; d) boterzacht; e) doodsbang
6. De meeste woorden hebben in het Nederlands een meervoud op -en, andere op -s. Zoek in de ANS (1997) de regel de meervoudsvorming van zelfstandige naamwoorden (substantiva) op. Welk van de voorbeeldwoorden toont aan dat de allomorf -s morfologisch gedetermineerd zijn kan, en waar gaat het om fonologisch of lexicologisch gedetermineerde variatie?
a) computer - computers; b) lepel - lepels; c) huisje - huisjes
Literatuur: A. Neijt, hoofdstuk 7, p. 148-161; Smedts/Van Belle hoofdstuk III.